Trosgierst

Bij bijna elke vogelliefhebber is er regelmatig een bundeltje trosgierst in het vogelhok te vinden. Vooral bij de Gouldamadine-kwekers is dit zaad erg populair.

Bij het wennen van pas gekochte Gouldamadines aan hun nieuwe omgeving en voederwijze van de kweker is het trosgierst een goed hulpmiddel. Wanneer we een streng aan een haakje in de kooi hangen, of in de vlucht een paar trengels ophangen, zullen we zien dat de nieuwe vogels dit al snel weten te vinden. Gouldamadines welke jongen hebben, zullen bij de opfok dit zachte zaad met graagte aan hun jongen voeren. Ook pas uitgevlogen jongen zullen al erg snel het trosgierst weten te vinden.

Trosgierst is een klein relatief zachte zaadsoort en daardoor uitstekend geschikt voor de jonge goulds in de periode naar hun zelfstandigheid. Gouldamadines zijn over het algemeen verzot op trosgierst, maar ook hier geldt, overdaad schaadt. Al snel wordt alleen trosgierst gegeten, wat dan weer een veel te eenzijdig voedsel is.

Bij probleem gevallen, bijvoorbeeld slecht voeren door één of beide ouders na het uitvliegen van de jonge Gouldamadines of Gouldamadines met darmstoornissen. Zij hebben dan behoefte aan zachte zaden. Dan kan het trosgierst een goed hulpmiddel zijn om het e.e.a.te compenseren. Tijdens deze periode moet je de voedingswaarde tekorten aanvullen d.m.v. vitamines oplosbaar in het drinkwater, met name vitamines AD en B.

Zelf verbouwen!

Trosgierst is tijdens een goede zomer prima zelf te verbouwen. In maart wordt een streng trosgierst fijn gewreven en in een kweekbakje goed dun uitgezaaid. Goed tegen de vorst beschermd laten we nu de plantjes tot 10 a 15 cm optrekken. Als het eind april is, werken we de jonge plantjes los uit de grond en houden ze goed vochtig op de nieuwe plantplaats. De grond, bestemd voor het uitplanten, zetten we nog even om en maken gleuven in de grond waarin we de jonge plantjes op een rij uitzetten.

Zaaien in de volle grond is ook mogelijk. Dit kan omstreeks half april gebeuren. In de grond een gleufje maken en hier het zaad, niet te dik, in uitzaaien en met een halve tot een cm. zand bedekken.

Het is eind mei, de plantjes zijn nu ongeveer dertig cm. hoog, de gleuven worden nu gevuld met zand en eventueel kunnen we nog wat vloeibare koemest geven. Tegen eind augustus is de plant ruim 110 cm. hoog en vormen zich de halmen. Er zijn nu zeker netten nodig om de opdringerige vogels op een afstand te houden. Wanneer het zaad goed geel gekleurd is: oogsten. Halfrijp aan de Gouldamadines gevoerd, wordt het ook met graagte gegeten.

Indien we een mooie zomer hebben met veel zon en af een toe een flinke bui regen maakt het niet uit welke trosgierst we zaaien. Bij minder goed weer geeft de rode trosgierst de beste resultaten en is ook sneller met het vormen van aren en is dus ook sneller rijp en oogstbaar.

Uit een streng trosgierst kan men met een beetje geluk en goed weer, wel een paar kilo zaad winnen!